Mensen in moeilijke sociaaleconomische omstandigheden lijken bijna onbereikbaar voor gezondheidsinterventies. Terwijl zij die het hardst nodig hebben: ze leven gemiddeld zes jaar korter dan anderen.
Hoe je de overkant van de gezondheidskloof wél kunt bereiken, weten Jet Bussemaker en AnneLoes van Staa uit praktijkgericht onderzoek in Zuid-Hollandse steden.
De zorg dreigt onbetaalbaar te worden, overgewicht en depressie blijven oprukken. Wat gaat er toch verkeerd?
AnneLoes van Staa, lector Transities in Zorg: ‘Als ik eerstejaars studenten verpleegkunde of fysiotherapie vraag hoe het komt dat er een gezondheidskloof is, zeggen ze: “Omdat die mensen geen gezonde leefstijl hebben. Ze moeten minder roken en meer bewegen.” Studenten zijn ervan overtuigd dat het iemands eigen keuze en verantwoordelijkheid is om gezond te leven. Dat is niet de juiste benadering.’
Jet Bussemaker, hoogleraar Wetenschap, beleid en maatschappelijke impact: ‘In ons onderzoek binnen Gezond en Gelukkig Den Haag zien we dat je moet starten vanuit de leefwereld van bewoners. Als hoogopgeleide wetenschappers willen overbrengen zo moet je het doen, voelen mensen dat er op hen wordt neergekeken. Als je echt in gesprek gaat over wat mensen bezighoudt, hoor je over bestaansonzekerheid, schimmel in huizen, over een onveilige buurt en zorgen over de kinderen.’
Geldzorgen en schimmel in huis: wat kun je daarmee als huisarts die wil helpen iemands beginnende diabetes om te keren?
Van Staa: ‘Je moet kijken wat iemand er zelf op verzint en daarbij breder kijken dan alleen medisch. Je moet uitzoeken: wat speelt er in dit leven? Wij hebben daarvoor een eenvoudig visueel instrument ontwikkeld: het Zelfmanagement web. Bijvoorbeeld: iemand met een niertransplantatie en een veel te hoog gewicht komt op de poli. In plaats van meteen over afvallen te beginnen, legt de verpleegkundig specialist het formulier voor. Dan blijkt: deze mevrouw kon niet eens haar pillen bij de apotheek ophalen, omdat ze geen fiets had en geen geld voor de bus. Financiële nood veroorzaakte zoals vaak een cascade aan problemen.
‘Ik merk wel dat zorgverleners huiverig zijn voor deze aanpak. Ze vrezen handelingsverlegenheid. Zij kunnen mensen toch niet van geldzorgen af helpen? Dat hoeft ook niet, maar ze kunnen mensen op weg helpen die zelf op te lossen.’ Bussemaker: ‘Ik ken huisartsen in Den Haag die een WhatsApp-groep startten met mensen uit het sociale domein, zoals schuldhulp, maatschappelijk werk en het buurthuis. Die schakelen ze in als ze niet weten waar een patiënt naartoe moet. Dat sluit aan bij het principe van krachtige basiszorg: daarin zijn zorg en het sociale domein verbonden. We moeten uit onze professionele hokjes komen, anders staan we machteloos.’
Huisartsen liggen voor de hand als spil in zo’n systeem, maar ze zijn zwaar overbelast. Bussemaker: ‘Ja dat klopt, bij huisartsen komen veel problemen samen. Daarom is het zo belangrijk dat ook zij ontzorgd worden waar het kan. Denk aan initiatieven als welzijn op recept, wandel- en kookclubs en bruggenbouwers zoals de buurtsportcoach. Die laatste heb ik vijftien jaar geleden ingevoerd (als staatssecretaris van Volksgezondheid, red.) Zo’n coach en de bruggenbouwers waar we in Den Haag mee experimenteren, zijn de smeerolie tussen verkokerde organisaties.’
Van Staa: ‘Stel iemand met artrose is bij de fysiotherapeut behandeld. Dan beklijft de verbetering in de stijve, pijnlijke gewrichten vaak niet. Een buurtsportcoach kent de mogelijkheden in de wijk om in beweging te blijven en kan zo de fysiotherapeut ondersteunen.’
Hoe moeten beleidsmakers deze nieuwe aanpak en samenhang inrichten, ook financieel? Bussemaker: ‘Er wordt krankzinnig weinig uitgegeven aan preventie. De zorg kost jaarlijks zo’n 5.000 euro per persoon, daarvan gaat maar 25 euro naar preventie. Het Schuldenlab heeft laten zien dat het in Den Haag loont om zorggeld in te zetten om schulden aan te pakken. Met de stress die het wegneemt, voorkom je enorm veel somatische en psychische klachten. Vanuit de Raad Volksgezondheid en Samenleving hebben we hierover recent minister Schouten van Armoedebeleid geadviseerd.’
Van Staa: ‘Niet alleen beleidsmakers zijn aan zet. Ook werkgevers. Een verpleeghuisdirecteur vertelde mij dat een op drie van zijn medewerkers loonbeslag heeft. Een enquête van Tijdschrift voor Verzorgenden toonde dat 41 procent van de verzorgenden kampt met geldzorgen. Het is laagbetaald werk, vaak parttime en onhandig ingericht met werkuren. Verzorgenden hebben ook bovengemiddeld vaak mantelzorgtaken. Werkgevers vinden dat ze er niet over gaan, maar juist zij zouden die geldzorgen bespreekbaar moeten maken. Ze hebben hun mensen hard nodig: wat kunnen zij voor hen doen om bijvoorbeeld te zorgen dat ze minder stress hebben en meer uren kunnen werken? Op elk niveau moeten mensen uit hun eigen hokjes komen.’
Er staat wel een olifant in de kamer, waar politici maar omheen blijven lopen. We moeten minderen met veel dingen: eten, roken, alcohol, autorijden. Maar minder is geen verdienmodel. Bussemaker: ‘In Den Haag Zuid-West staan alweer allerlei partijen klaar om nog meer ongezonde dingen aan te bieden. Gemeenten moeten de mogelijkheid krijgen een halt toe te roepen aan nog meer snackbars. Dat is een randvoorwaarde, maar niet de hele oplossing van ongezonde wijken. Die zit vooral in sterkere sociale netwerken en zinvolle dagbesteding. Werk kan een medicijn zijn voor mensen die met hun ziel onder hun arm lopen. We werken nu in Den Haag aan projecten over een zinvolle dagbesteding, om gezondheidsproblemen te voorkomen. Preventie is veel meer dan alleen gezonder eten en niet roken.’
Hoe onderzoek je eigenlijk de mogelijkheden om mensen en wijken gezonder te maken? Bussemaker: ‘Het is moeilijk. In wijken met complexe problemen vinden mensen professionals vaak irritant. Deze mensen zijn ook klaar met onderzoekers. Die komen aapjes kijken en gaan dan weer. Wij zijn net gestart met citizen science: buurtbewoners doen zelf onderzoek. Ze maken foto’s, stellen vragen aan buurtgenoten. Wat valt hen op, wat verandert er? Echte co-creatie met de mensen over wie het gaat. Dat is de uitdaging.’
Als geldzorgen, sociale problemen en gebrek aan zinvolle dagbesteding zijn opgelost, gaan mensen dan gezond leven? Van Staa: ‘Gezond eten heeft soms de reputatie van konijnenvoer. Als mensen met weinig geld een keer iets over hebben, kopen ze voor hun kinderen liever snoep dan appels. Het heeft ook te maken met dingen lekker leren vinden.’ Bussemaker: ‘Daar lijkt een rol weggelegd voor scholen, zoals met initiatieven als de Gezonde Basisschool van de Toekomst. Daar zijn we in Nederland nog erg weinig mee bezig. De Haagse wijken waar wij onderzoek doen, zijn daar nog niet aan toe, merkten we. Je kunt leerkrachten niet opzadelen met nóg een lesprogramma, terwijl ze in de klas grote sociale problemen tegenkomen. We kijken nu hoe betere samenwerking tussen onderwijs en zorg de leerkrachten kan ontzorgen.’
Jet Bussemaker (1961) studeerde politicologie. Ze is hoogleraar Wetenschap, beleid en maatschappelijke impact, in het bijzonder in de zorg, bij LUMC en bij het Instituut Bestuurskunde van de Universiteit Leiden. Ze is voorzitter van Gezond en Gelukkig Den Haag, een fieldlab gericht op het verkleinen van gezondheidsverschillen in de stad. Ook is ze voorzitter van de Raad Volksgezondheid en Samenleving. Ze was staatssecretaris van VWS en minister van OCW.
AnneLoes van Staa (1957) studeerde verpleegkunde, geneeskunde en culturele antropologie. Als lector Transities in zorg (Hogeschool Rotterdam) richt ze zich onder meer op bevordering van de vitaliteit en gezondheid van burgers en professionals. Ze leidt onderzoek binnen Vitale Delta, waarin studenten, docenten, burgers, cliënten, zorgprofessionals en zorgwerkgevers samenwerken.
Dit is een artikel uit de whitepaper 'Healthy Society: naar een gezonde samenleving', een gezamenlijke uitgave van Leiden-Delft-Erasmus Universities en Medical Delta.