Afrika is booming. Ondanks het sombere beeld dat vaak bestaat over het continent, liggen er veel kansen voor nieuwe technologieën. Onder de snel groeiende bevolking is grote behoefte aan oplossingen op het gebied van water- en voedselvoorziening, gezondheidszorg en energie. Maar hoe maak je producten, diensten en systeeminnovaties toegankelijk voor grote groepen consumenten met een minimaal inkomen? Het Centre for Frugal Innovation in Africa (CFIA) onderzoekt dit samen met Nederlandse bedrijven. Lees over twee cases van het centre, over medische apparatuur en en drinkwatertank voor de Afrikaanse markt.
Samenwerking universiteiten
Het CFIA is een gezamenlijk onderzoekscentrum van de Universiteit Leiden, TU Delft en Erasmus Universiteit Rotterdam dat zich richt op laagdrempelige, simpele innovaties en technologieën voor lage-inkomensgroepen. Prof. Cees van Beers, hoogleraar innovatie, economie en innovatiemanagement aan de TU Delft, is één van de oprichters van het centrum.
Het idee van frugal innovaties is in het land zelf ontwikkelen van slimme, simpele producten en diensten tegen substantieel lagere kosten.
Rekening houden met lokale, sociale en ethische factoren
‘In de westerse markt is innovatie vaak duur door over-engineering en strenge regelgeving, wat de kosten opdrijft’, zegt Van Beers, die net terug is van een bezoek aan Zuid-Afrika om de mogelijkheden van een nieuwe kennishub te verkennen in het land. ‘Dit soort producten is niet geschikt voor bijvoorbeeld Afrika, waar een groot deel van de mensen van amper 2,5 dollar per dag moet leven. Als de prijs maar iets toeneemt, ben je direct een groot deel van je klanten kwijt. Het idee van frugal innovaties is in het land zelf ontwikkelen of (her)ontwerpen van slimme, simpele producten en diensten tegen substantieel lagere kosten en met een lange levensduur, rekening houdend met lokale, sociale, ethische factoren voortkomend uit de beperkte beschikbaarheid van productiemiddelen.’
Koudwatervrees voor betreden Afrikaans markt
Hoe kun je als bedrijf toch geld verdienen bij zo’n lage koopkracht? ‘Dat is inderdaad best een uitdaging om dat op een goede manier te doen’, legt Van Beers uit. ‘Ik zie de interesse groeien van westerse bedrijven om deze markt te betreden, maar er is veel koudwatervrees. En begrijpelijk! Je hebt te maken met andere culturen en voorwaarden. En vergeet niet dat een aantal basisvoorzieningen als elektriciteit en schoon drinkwater soms totaal ontbreekt. Ook de institutionele infrastructuur is op zijn zachtst gezegd niet optimaal.’ Een door NWO mede-gefinancierd onderzoek uitgevoerd door CFIA richt zich op het ontwikkelen van businessmodellen die winstgevendheid combineren met het creëren van maatschappelijke waarde voor de lokale bevolking. Onderzoekers Rachel Howell en Elsie Onsongo onderzochten dit voor drie bedrijven in de watersector en gezondheidszorg in Kenya en Uganda.
CASE 1
Philips Community Life Center: eerstelijns gezondheidszorg voor iedereen
De 37-jarige Kenyaanse Elsie Onsongo, verbonden aan het Institute of Social Studies van de Erasmus Universiteit, vertrok voor haar onderzoek in het voorjaar van 2017 naar Kiambu County, een grootstedelijke gebied nabij hoofdstad Nairobi. De regio heeft een hoge moedersterfte en bijna de helft van de bevolking heeft nauwelijks tot geen toegang tot zorgfaciliteiten. Hier opende Philips in 2014 het eerste Community Life Center (CLC) van Afrika, in nauwe samenwerking met de provincie en lokale gemeenschap. Een CLC biedt eerstelijns gezondheidszorg tegen lage kosten. Daarnaast is er grote aandacht voor preventie en voorlichting over belangrijke gezondheidsthema’s zoals hygiëne, moeder- en kindzorg en besmettelijke ziekten.
Frugal apparatuur: robuust, eenvoudig, met batterij
Samen met de lokale bevolking renoveerde Philips het voormalige, vervallen dorpshuis en maakte het geschikt als gezondheids- en ontmoetingscentrum. Naast de kliniek is er op het complex van bijna twee hectare groot een sportveldje, een apotheek en enkele winkeltjes. Het centrum kreeg een watervoorziening, aansluiting op het elektriciteitsnet en LED-verlichting, deels gevoed door zonnepanelen. ‘De verlichting is een belangrijk aspect in dit project’, legt Onsongo uit, die het gebied goed kent omdat ze er als kind heeft gewoond. ‘Eerder was er geen verlichting waardoor veel vrouwen bang waren om naar de kliniek te komen in het donker.’ De artsen, verpleegkundigen en community health workers (vrijwilligers die huisbezoeken brengen) kregen een training om hun kennis op te frissen en om de medische apparatuur afkomstig van Philips te bedienen. ‘Het echo-apparaat en de bloeddruk- en hartslagmeter zijn typische voorbeelden van frugal innovation’, zegt Onsongo. ‘Aangepast aan de lokale omstandigheden: robuuster, makkelijker te bedienen, minder geavanceerd en vaak op basis van een batterij vanwege de gebrekkige stroomvoorziening.’
Het echo-apparaat en de bloeddruk- en hartslagmeter zijn typische voorbeelden van frugal innovation.
Niet één businessmodel past altijd
Met het opzetten van de CLC’s wil Philips bijdragen aan de UN Sustainable Development Goals én 300 miljoen mensen bereiken met gezondheidsoplossingen. Het CLC-concept is inmiddels uitgerold elders in Kenia en andere Afrikaanse landen. ‘Dit eerste centrum begon als een filantropisch project, maar Philips experimenteert met verschillende businessmodellen om te komen tot een duurzaam financieel systeem’, vertelt Onsongo, die na haar onderzoek een CFIA Hub heeft opgezet in Nairobi. ‘Tijdens mijn onderzoek ontdekte ik dat er niet één oplossing bestaat voor dit soort complexe systeeminnovaties. Er zijn zoveel dynamics die invloed hebben; elk centrum is uniek, evenals de infrastructuur, economie, politiek, stakeholders, het gezondheidssysteem en de samenwerking met NGO’s en lokale overheden. Niet één businessmodel past altijd; je moet je continu aanpassen, want de omstandigheden veranderen razendsnel.’
CASE 2
Dutch Water Limited, een bijzonder project van het Schiedamse bedrijf Hatenboer
Het Nederlandse familiebedrijf Hatenboer-Water, gespecialiseerd in drinkwaterbehandeling, kan dat bevestigen. Ter ere van het honderdjarige jubileum, richt het bedrijf in 2006 Dutch Water Limited (DWL) op. Doel: op een zo goedkoop mogelijke manier schoon drinkwater produceren voor de bevolking in de grote steden van Kenia. In de buurt van Mombasa zet het Schiedamse bedrijf een kleine drinkwaterfaciliteit op, waar tijdens hoogtijdagen 140 lokale mensen 10.000 jerrycans per dag vullen. DWL introduceert een statiegeldsysteem en zet een logistiek netwerk op met lokale kruideniers die het water verkopen en de jerrycans innemen.
Van particuliere naar zakelijke markt
In de eerste jaren realiseert DWL een spectaculaire omzetgroei. Het bedrijf is op dat moment nog de enige partij die schoon drinkwater verkoopt voor een tien tot twintig keer lagere prijs dan gebruikelijk is. Maar hier komt de klad in op het moment dat er meerdere concurrenten op de markt komen die het niet zo nauw nemen met de waterkwaliteit, certificering en belasting die de Keniaanse overheid is gaan opleggen aan bedrijven die water verkopen. ‘Door de belastingverhogingen werd de kostprijs van DWL beduidend hoger dan die van de concurrentie. Hierdoor stapten veel mensen over naar andere aanbieders, vertelt Carel Aeijelts Averink, directeur Operations van Hatenboer-Water. ‘Hoewel DWL nog altijd bekend staat om zijn hoge kwaliteit water, is het verschil in prijs te groot om de concurrentie af te troeven. We werden gedwongen het bedrijf af te slanken en ons businessmodel aan te passen.’
We werden gedwongen het bedrijf af te slanken en ons businessmodel aan te passen.
DWL richt zich nu meer op de zakelijke markt, en levert grotere dispenser bottles aan scholen, overheden en bedrijven. ‘Het is echt trial & error, met af en toe een clash tussen culturen. Naast DWL hebben wij meerdere projecten gedaan in Kenia en onze ervaring is dat Kenianen zeer creatief zijn in het benutten van kansen. Onze Nederlandse mentaliteit botst daar wel eens mee. Daarom is het samenwerken met lokale partners essentieel.’
Veldonderzoek naar invloed van prijsstelling
De Amerikaanse Rachel Howell, PhD-student aan Faculteit Techniek, Bestuur en Management (TU Delft) verbleef in januari 2017 een halfjaar in Mtwapa, een levendige kuststad tien kilometer ten noorden van Mombasa om te onderzoeken hoe de prijsstelling invloed heeft op de koopbereidheid aan de onderkant van de pyramide. Daarvoor voerde ze veldonderzoek uit bij DWL en vergeleek deze met drinkwaterleverancier Jibu in Ruanda en Uganda. ‘Ik heb deze landen ook bezocht en dan zie je met eigen ogen hoe verschillend ze zijn. Afrika wordt vaak beschouwd als één continent. Maar net als binnen Europa heeft ieder land zijn eigen cultuur en unieke factoren die invloed hebben op aankoopbeslissingen.’
Net als in Europa heeft ieder land in Afrika zijn eigen cultuur en unieke factoren die invloed hebben op aankoopbeslissingen.
Aankoopbeslissing drinkwater: opleidingsniveau meer impact dan inkomen
‘Doel van beide waterbedrijven was om de allerarmsten toegang te bieden tot schoon drinkwater’, vertelt Howell. ‘Helaas moet ik constateren dat zowel DWL als Jibu daar niet in zijn geslaagd. Het opleidingsniveau en daarmee de kennis over het belang van schoon drinkwater lijkt een prominentere rol te spelen bij de aankoopbeslissing dan inkomen’, vertelt ze vanuit haar kantoor op de TU Delft waar ze de laatste hand legt aan haar proefschrift over frugal innovatie. ‘Beide bedrijven hebben wel een beweging in gang gezet, waardoor het aanbod aan drinkwater is toegenomen. Ook is de bewustwording over schoon drinkwater toegenomen.’
Product- versus systeeminnovatie
‘Beide casestudies tonen aan dat het belangrijk is om vanaf het allereerste moment dat je een idee hebt al na te gaan denken over het businessmodel. Nu zijn dat vaak nog gescheiden trajecten’, zegt Van Beers. ‘Dat geldt misschien nog wel meer voor ontwikkelingslanden dan hier. Innoveren doe je niet met de deur op slot, maar samen met je belangrijkste stakeholders. Zeker in Afrika heb je de lokale gemeenschap hard nodig.’
‘We hadden natuurlijk al wel een vermoeden, maar Howell's onderzoek bewijst dat het voor bedrijven lastig is om met enkel een productinnovatie - als substituut voor iets dat er niet is - echt impact te maken voor de allerarmsten’, vervolgt Van Beers. ‘De casus van Philips, waarbij we veel meer kunnen spreken van een systeeminnovatie, toont aan dat zij hier beter in slagen. Maar dit vergt wel van alle betrokken partijen een enorm aanpassingsvermogen en flexibiliteit om continu mee te bewegen met de dynamiek van een snelgroeiend land als Kenia.’
Met dank aan onze partners:
Lees meer in het Kennisdossier 'Frugal Innovaties en Verantwoordelijk Ondernemen'