Superdiversiteit kan een veranderende stad een boost geven, laten woonactivist Mustapha Eaisaouiyen en bestuurskundige Warda Belabas zien. ‘Na de metro-aanslagen in Londen kwam de lokale overheid met de campagne: 7 million Londoners, 1 London.’ Die heeft nét een andere boodschap dan I Amsterdam. Door Nynke van Spiegel
Hoe bestuur je superdiverse wijken, waar inwoners veel verschillende culturele achtergronden hebben? Het lijkt voor beleidsmakers vaak een worsteling. Warda Belabas, onderzoeker op het gebied van bestuur en diversiteit: ‘Er is een tendens om mensen in hokjes te stoppen. Iets is een Marokkanen- of Antilianenprobleem. Soms kunnen demografische gegevens inderdaad helpen om te lokaliseren waar een probleem zit. In de Rotterdamse wijk Beverwaard bijvoorbeeld, weten we dat er heel veel eenoudergezinnen zitten en dat veel van hen van Antilliaanse afkomst zijn. Die kennis kan helpen om te kijken wat er aan de hand is en waaraan zij behoefte hebben. Maar vaak wordt cultuur onterecht aangezien als oorzaak voor een probleem. Vaker hebben problemen – denk aan criminaliteit, schooluitval of gezondheidsproblematiek – te maken met gedeelde oorzaken, zoals de sociaaleconomische positie van mensen.’
Met uitspraken als “Succes is een keuze” lossen we onze problemen niet op.’
Woonactivist Mustapha Eaisaouiyen: ‘De taal die we bezigen in de samenleving is gericht op individualisme. “Succes is een keuze” en “Als ik het maar goed heb.” Daarmee lossen we onze problemen niet op. Om dat te veranderen, moeten we de voedingsbodem wegnemen. Te beginnen bij de enorme ongelijkheid.’
Dus etniciteit moet niet de hoofdzaak zijn voor bestuurders van een superdiverse stad? Belabas: ‘Bij superdiversiteit gaat het over nationaliteit, religie, geaardheid, etniciteit, opleidingsniveau, welvaart, leefstijlen en de juridische status van mensen. Ik geloof daarom meer in een integrale aanpak, waarin je niet te snel de etnische bril op zet en juist kijkt naar gedeelde behoeften in de wijk.’
Eaisaouiyen: ‘Daarbij moet wel aandacht zijn voor racisme en discriminatie waarmee mensen van kleur en de LHBTIQ+-gemeenschap te maken hebben. Mijn activisme is begonnen toen ik het rapport van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid las. Ik woonde in de Afrikaanderwijk, waar ik ook ben opgegroeid. Er stond letterlijk dat bewoners verschillende negatieve associaties met de wijk hadden: drukte, parkeren en allochtonen. Allochtonen waren een negatieve associatie bij de wijk. Toen ik dat las, brak ik echt. En daarna dacht ik: deze “allochtoon” zal eens laten zien wat hij in zijn mars heeft.’
Hoe zorg je dat een inclusieve en integrale aanpak in besluitvorming terugkomt? Belabas: ‘Quota voor meer vertegenwoordiging van minderheidsgroepen helpen om meer vertrouwen in het systeem te krijgen. Maar dat is niet genoeg. Er moet ruimte zijn voor verschillende perspectieven, zodat de verschillende mensen zich herkennen in de issues die politici op tafel leggen. Uit het recente rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau Is de politiek er voor iedereen? blijkt dat mensen met een migratieachtergrond zich vaak niet herkennen in de politiek. Ze voelen zich niet gehoord of gezien. Politici staan te ver af van veel leefwerelden.’
Hoe betrek je verschillende groepen bij een wijk of de stad? Belabas: ‘Naast traditionele inspraakavonden is het belangrijk ook informele en speelse manieren te vinden. Ik was betrokken bij de evaluatie van het project Mooi, Mooier, Middelland. Daarin werken bewoners, ondernemers en de Gemeente Rotterdam samen aan leefbaarheid, veiligheid en gemeenschapszin. Om zo veel mogelijk bewoners te betrekken bij het verdelen van de beschikbare acht miljoen euro, kwam er bijvoorbeeld een knikkerspel, ontworpen om bewoners spelenderwijs te laten uitleggen waar zij het geld aan zouden besteden. Door de laagdrempeligheid hiervan kwam er input van een grote, diverse groep bewoners in de wijk. Verder waren bijeenkomsten op verschillende momenten en tijdstippen, zodat je niet de groep verliest die in de avonden werkt.’
Wij huurders willen kunnen meebeslissen over onze leefomgeving.'
Gaat zulke participatie in de praktijk vaak goed? Eaisaouiyen: ‘Ik merk dat mensen participatie-moe zijn. Ze participeren zich suf, maar zien daar veel te weinig van terug. Ik ben als vrijwilliger betrokken bij het Stedelijk Sociaal Statuut, een initiatief vanuit de gemeente om afspraken te maken tussen woningcorporaties en bewonersorganisaties. Het moet huurders meer betrekken bij onderhoud, renovatie of sloop van hun woningen. Daarin participeer ik nu twee jaar en het is al bijna spaak gelopen, omdat woningcorporaties bang zijn te veel uit handen te geven. Wij huurders willen meer dan alleen meedoen met plannen die de woningcorporatie al heeft klaarliggen: we willen beslisrecht en meedenken vanaf het begin. We hebben voor elkaar gekregen dat we nu vanaf het begin betrokken worden, maar dat vertaalt zich nog niet in meebeslissen. Met het burgerinitiatief Recht op de Stad proberen we alsnog te bereiken dat bewoners mogen meebeslissen over de inrichting van hun wijk.’
Belabas: ‘Met woorden als participatie of co-creatie schep je verwachtingen, maar instellingen of overheden kunnen vaak niet waarmaken wat ze beloven. Als je alleen maar bezig bent met input verzamelen, maar dat niet laat doorwerken in beleid en regels, dan haken bewoners af.’
Was dat vroeger beter? Eaisaouiyen: ‘Voor woonbeleid was het heel anders in de jaren ’70 en ’80. Toen hadden de woningcorporaties niet eens een stoel aan tafel, juist bewoners kregen mandaat. Belangrijk waren de zogenaamde opbouwwerkers: systeemdenkers in de wijk die assertief zijn en makkelijk praten, zij konden ook mensen aan het woord laten die verbaal minder sterk zijn.’
Mensen met een migratieachtergrond identificeren zich sterk met hun stad.'
Hoe kunnen lokale ambtenaren, beleidmakers en politici inwoners wél betrokken houden? Belabas: ‘Op lokaal niveau zit heel veel potentie. Mensen met een migratieachtergrond identificeren zich sterk met hun stad. Juist in superdiverse steden is namelijk meer ruimte om jezelf te zijn, bewoners zijn meer bekend met diversiteit. Juist in de steden is een sense of belonging. Steden moeten inzetten op de gedeelde identiteit. Na de metro-aanslagen in Londen kwam de lokale overheid met de campagne: 7 million Londoners, 1 London. Die gemeenschapszin is wat je wilt uitdragen. Rotterdam en Amsterdam proberen ook een boodschap te ontwikkelen waarin alle bewoners zich kunnen herkennen, maar je ziet toch ook een angst bij branding professionals om zich te mengen in het politiek-gevoelige migratiedebat. Anders dan in Londen was men onder ‘I Amsterdam’ en ‘Rotterdam Make it Happen’ juist huiverig om nadruk te leggen op het superdiverse karakter van de stad. De laatste jaren verandert dat langzaam.’
Hoe belangrijk is de gemeenschapszin die stadscampagnes proberen uit te dragen? Belabas: ‘We weten uit onderzoek dat gevoel van verbondenheid heel belangrijk is. Mensen die bijvoorbeeld in vrijwilligersorganisaties actief zijn, doen bepaalde ervaring op en bouwen aan een sociaal kapitaal. Dat zijn ook de mensen die vaker politiek actief zijn, omdat ze het gevoel hebben dingen te kunnen veranderen en je iets te kunnen bereiken. Als je mensen ruimte geeft om mee te denken en mee te doen, heeft dat veel voordelen. In een goed functionerende democratie kunnen mensen niet alleen tijdens het stemmen iets bijdragen. Daar werk je ook aan toegankelijkheid van besluitvorming voor alle burgers. Participatie kan leiden tot inzicht en kennis om het beleid beter en beter passend te maken. Zo kun je uitdagingen in de samenleving aan.’
Zijn er hoopvolle initiatieven? Eaisaouiyen: ‘Ik zie nu overal mensen op de deuren van bestuurders bonzen. Wij hebben bij de Rotterdamse Tweebosbuurt getracht een eigen woningcorporatie op te zetten. We informeerden corporatie Vestia dat we dat wilden: wettelijk krijg je dan zes maanden om een plan te maken en financiering te zoeken. Maar tegen ons werd – via hun advocaat – gezegd: “Dat gaan we niet doen.” Toch gebeurt het wel steeds vaker in Nederland, denk aan kleine wooncoöperaties, zorgcoöperaties en energiecoöperaties.’
Ambtenaren gingen de wijk in om de bewoners beter te begrijpen.'
Belabas: ‘In de Rotterdamse wijk Reyeroord wilde de gemeente de dienstverlening verbeteren met digitalisering, zoals dynamische verlichting. Ambtenaren gingen de wijk in om de bewoners beter te begrijpen. Mensen bleken helemaal geen mening te hebben over hun digitale leefomgeving, ze hadden wel iets anders aan hun hoofd. Die ambtenaren zijn met onderzoekers in kaart gaan brengen wat de wijk wel echt nodig had. Dat bleek een leuke plek voor jongeren. De ambtenaren hebben toen het beschikbare geld gebruikt om zo’n plek te creëren.’
Warda Belabas is universitair docent Governance of Migration and Diversity aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ze onderzoekt de interactie tussen overheden en mensen in de stad, met name migranten. In haar proefschrift legde ze de ongrijpbaarheid bloot van sturen op integratie van migranten.
Mustapha Eaisaouiyen is activist en opiniemaker. Uit onvrede met het woonbeleid van de Gemeente Rotterdam initieerde hij in 2021 het burgerinitiatief Recht op de Stad. Hij is betrokken bij meerdere burgeractivisme-organisaties, zoals 010 tegen racisme, platform Rotterdam en Woonopstand, een landelijk platvorm voor woonactivisme.
White paper 'De migratiestad van toen, nu en straks'
Dit artikel komt uit de zesde white paper van Leiden-Delft-Erasmus Universities. Wilt u een of meerdere teksten overnemen, neem dan contact op met Katja Hoiting k.hoiting@tudelft.nl.
Afzender van deze editie is het Leiden-Delft-Erasmus Centre Governance of Migration and Diversity, opgericht in 2020 om interdisciplinair onderzoek te doen naar de bestuurlijke vraagstukken rondom migratie, diversiteit en ongelijkheid.