Over het doel van technologie in ‘de slimme stad’ wordt nog te weinig gepraat, valt wetenschappelijk directeur van het Centre for BOLD Cities Liesbet van Zoonen op. Dat gesprek moet wel gevoerd worden, anders worden we overrompeld. ‘Daarbij moet deze vraag voorop staan: in wat voor stad willen wij leven?’
Een (te) aantrekkelijk verhaal
Toen Liesbet van Zoonen in 2016 het Leiden-Delft-Erasmus Centre for BOLD Cities oprichtte, was Urban Big Data hét gespreksthema onder gemeenten. Urban Digital Twins volgden, toen Blockchain, de Metaverse en nu Artifcial Intelligence. Van Zoonen: ‘Wij krijgen steeds dezelfde vraag: wat moeten wij nu eigenlijk met… En vul dan de nieuwste rage maar in.’ Het gesprek over het doel dat deze technologieën dienen en hoe zij de stad vormen, wordt veel minder gevoerd, ziet zij. Terwijl dit eigenlijk het uitgangspunt zou moeten zijn.
Je kunt de woningmarkt wel 83 keer analyseren, maar betaalbare huizen heb je dan nog steeds niet.’
Het verhaal van de slimme stad is gewoon ontzettend aantrekkelijk, volgens Van Zoonen. ‘De ontwikkelingen gaan heel snel en er lijkt steeds meer mogelijk met technologie. Daardoor krijgen ambtenaren ook het gevoel dat ze er iets mee moeten.’ Maar biedt technologie ook altijd een oplossing voor maatschappelijke vraagstukken in de stad? ‘Je kunt in een stad als Amsterdam wel 83 keer met data en geavanceerde analyses in kaart brengen en voorspellen hoe de huizenmarkt zich ontwikkelt, maar betaalbare huizen heb je daarmee nog steeds niet.’
‘Praten over de slimme stad suggereert dat de stad één actor is. Terwijl er in de stad veel actoren actief zijn: de inwoners – die ook niet allemaal hetzelfde willen – de gemeenteraad, bedrijven…’ Door over de stad als een slimme entiteit te praten, verhul je dus eigenlijk wie er daadwerkelijk over slimme technologieën in de stad gaan: ‘Dat zijn vaak grote en kleine technologiebedrijven en overheden.’ Dit is volgens Van Zoonen ook een belangrijke redenen dat het zo vaak gaat over hoe we elke nieuwe technologie moeten gebruiken, en veel minder vaak over of en waarom dat nodig zou zijn.
Standaard bij datagebruik in het sociale domein: burgerrechten in het geding
Wie moeten het gesprek over doel en noodzaak van technologie in de stad eigenlijk voeren? Van Zoonen: ‘In elk geval de gemeenteraad als representatie van alle inwoners in de stad. Maar vraagstukken over technologie worden nog te vaak als operationele opgaven gedefinieerd, als instrumenten om problemen mee op te lossen. Terwijl waar je welke technologie neerzet, door welk bedrijf, met wie je gaat samenwerken: dat zijn politieke beslissingen.’
Het publieke debat over de slimme stad komt moeilijk op gang. Ondertussen gaan de ontwikkelingen wel door. ‘En dan kun je voor onaangename verrassingen komen te staan.’ Neem de dataficering in het sociale domein van gemeenten, waar onder meer de uitkeringen en de jeugdzorg onder vallen. ‘We zien eigenlijk standaard dat met datagebruik in het sociale domein burgerrechten in het geding komen. Denk aan de toeslagenaffaire en andere experimenten met algoritmische fraudedetectie.’ Uit onderzoek van het Centre for BOLD Cities weet Van Zoonen dat deze dataficering de mensen in het systeem frustreert. ‘Paradoxaal bieden data juist géén maatwerk en is het nooit precies genoeg. Het haalt het persoonlijke contact weg, terwijl cliënten daar baat bij hebben en casemanagers dat ook graag willen. Maar juist mensen die te maken hebben met de negatieve maatschappelijke gevolgen van toenemende dataficering hoor je te weinig.’
Technologie moet aanvechtbaar blijven – ook na implementatie
Van Zoonen ziet een belangrijke rol weggelegd voor het concept contestability. Dat kun je vertalen als aanvechtbaar of betwistbaar en betekent dat het ook nadat een technologie in gebruik is genomen, mogelijk blijft om deze af te wijzen of anders in te richten. Bijvoorbeeld wanneer het gebruik van de technologie uitsluiting of stereotypering van een bepaalde groep mensen impliceert, bijvoorbeeld omdat zij in een bepaalde wijk wonen.
‘Anders inrichten betekent niet altijd dat je de technologie beter maakt’, zegt Van Zoonen. ‘Soms kan juist de keuze om de technologie ‘slechter’ te maken negatieve maatschappelijke gevolgen verminderen.’ Een mooi voorbeeld komt aan bod in het zesde gesprek in deze white paper, over Living Labs. Daarin worden camera’s onscherp ingesteld, zodat mensen op de beelden onherkenbaar zijn.
Tegenwerking kan ook een uitkomst van participatie zijn.’
Er waait wel steeds vaker een nieuwe wind in de slimme stad. Ging het eerst alleen over technologie, steeds vaker komt het welzijn van inwoners aan bod. Dat ziet Van Zoonen ook in de interviews in deze white paper. Maar hoe betrek je inwoners en wanneer is die participatie geslaagd? ‘Meedoen klinkt heel leuk en inclusief. Iedereen is het erover eens dat inwoners betrokken moeten worden. Maar de veronderstelling is dan dat zij niet zeggen: 'Deze nieuwe ‘slimme’ toepassing wil ik helemaal niet.' Dan heet het opeens niet meer participatie, maar tegenwerking. Terwijl dit natuurlijk ook een uitkomst van participatie kan zijn.’ Hoe ook kritische burgers een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan het debat over de slimme stad, wordt duidelijk in het derde gesprek in deze white paper, over weerstand.
Wetenschappers moeten goede voorbeelden zoeken en laten zien hoe het wel kan.'
Mooi voorbeeld: daken in de stad benutten voor uitgaan, groen of wonen
Van Zoonen wil niet alleen vanaf de zijlijn kritisch zijn, maar juist bijdragen: ‘Onze rol is niet alleen kijken naar waar het misgaat, maar ook om goede voorbeelden te vinden, om te zeggen hoe het wel kan en onder welke voorwaarden.’ Ze roemt het programma voor Multifunctionele Daken van de Gemeente Rotterdam. Het idee is om daken beter te benutten voor vergroening, uitgaan of huisvesting. Met gebruik van heel veel data: waar zijn al die daken en wat kunnen ze dragen? Wat zijn de opgaven en ambities? Wat wil de omgeving en wat willen de eigenaren van de daken? Deze data komen allemaal samen in een open source omgeving: RoofScape. ‘Ze betrekken heel actief alle stakeholders om de stad leefbaarder te maken. Dat vind ik echt een gaaf project.’
‘Wat ook heel inspirerend is en hopelijk verder groeit, is de creativiteit rondom slimme technologie. Niet alleen onder kunstenaars, maar ook onder street level bureaucrats en actieve burgers.’ Zoals voormalig wijkagent Wilco Berenschot die in het achtste gesprek vertelt hoeveel hij uit WhatsApp buurtpreventie en deurbelcamera’s haalde. Van Zoonen: ‘Je ziet in alle gesprekken in deze white paper dat mensen op het microniveau aanpassingen doen, zodat de technologie voor hun doel wordt benut: meer veiligheid of meer leefbaarheid.’
Liesbet van Zoonen is oprichter en wetenschappelijk directeur van het Leiden-Delft-Erasmus Centre for BOLD Cities en hoogleraar Popular Culture aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ze onderzoekt de inzet van stedelijk (data)technologie op basis van kritische theorie, datawetenschap en cultuurwetenschappen.
Tekst: Esther Eumann